28. okt, 2014

De teemsemaker en de wijnverlater

Nog veel leuker dan te ontdekken wie je voorouders waren en waar ze vandaan kwamen, is om uit te vinden  welk beroep ze uitoefenden. Eén van de meest interessante (tot nu toe) is scheepschirurgijn op een walvisvaarder – ik schreef hier al over in mijn blog “Voorouders”.
Het gaat hier over Johann Daniel Busch. Hij was het vijfde kind van de uit Mecklenburg afkomstige Caspar Busch en van Catharina Mosseder, dochter van de rentmeester aan het St. Thomaskapittel in Straatsburg. Johann Daniel Busch werd op 16 januari 1696 gedoopt in de St. Pieterskerk in Straatsburg.
Hij overleed op 30 juni 1743 in Straat Davis, nabij Groenland.

Ergens tussen 1696 en 1734 was Johann Daniel op Terschelling terechtgekomen. Daar trouwde hij op 5 december 1734 met Marij Cornelis, in de kerk van Midsland. Op 20 januari 1740 kocht hij een huis in Formerum. Het echtpaar kreeg twee kinderen: Cornelis en Trijntje. Hun achternaam was inmiddels vernederlandst tot “Bos”.
Cornelis Daniels Bos werd zeekapitein (van onder meer het schip “Vrouw Lena Jacoba”, dat op West-Indië voer) en later burgemeester. In die hoedanigheid kwam hij terecht de strijd tussen de lokale Patriotten en Prinsgezinden, aan het eind van de 18e eeuw. Ook was hij mede-eigenaar van de korenmolen in Formerum. Hij was de laatste “commandeur” die op het eiland woonde.

We hebben nog meer burgemeesters in ons voorgeslacht (vooral in en rond Hoogwoud) en ook meer zeelieden, zoals Cornelis Gerrits Lieuwen, stuurman op de Havannah Packet en ergens ten noordoosten van de Bahama’s in een zeemansgraf beland.
Andere beroepen van onze voorouders waren bakker, notaris, onderwijzer, dominee, molenaar, visser, timmerman, boer  (in de Noord-Hollandse archieven veelal als “landman” aangeduid) en arbeider. Er waren schoenmakers bij, winkeliers (en winkeliersters!) en herbergiers.

Veel van die beroepen bestaan nog steeds. Andere zijn verdwenen en soms hebben we geen idee wat ze inhouden. Herbergiers vind je niet meer – nu zouden ze “horecaondernemer” noemen. En wat te denken van beroepen als “teemsemaker” en “wijnverlater”?

Jan Gautier, geboren in Gavre, Normandië, was rond 1700 teemsemaker en winkelier in Groningen.  Vermoedelijk was hij een Hugenoot die in de 2e helft van de 17e eeuw, toen de Franse protestanten het steeds moeilijker kregen, zijn land ontvluchtte. Dat komt overeen met de verhalen uit de familie van mijn schoonmoeder. Zijn naam werd in latere generaties gespeld als “Goutier”. Anna Margrietha Cornelia Goutier was de overgrootmoeder (en naamgenote) van Annelies.
Maar wat was nu eigenlijk een “teemsemaker”?  Even googlen vertelt mij dat een teems een fijne zeef is, meestal van paardenhaar, voor melk.  Een melkzeef dus. Jan maakte dus melkzeven –bestemd voor de Groningse huisvrouwen en keukenprinsessen, denk ik.

En dan de wijnverlater. Iemand die geen wijn meer drinkt? Arnoldus Jan Fredericx van Tongerlo (ca. 1560 - 1630), geboren in Tongerlo, in de Zuidelijke Nederlanden (nu België), kwam (vermoedelijk op de vlucht voor de Spanjaarden) in Amsterdam terecht en oefende daar dit beroep uit. Na even zoeken weet ik wat het is. Een wijnverlater was een beëdigd ambtenaar. Hij hevelde de wijn over van grote naar kleine vaten. Hiermee werd niet alleen het aantal kleine vaten dat men met de wijn kon vullen bepaald, ook werd de wijn geklaard doordat de droes in het grote vat achterbleef. En ook werd zo de belastingaanslag vastgesteld.

De zoon van Arnoldus, Jan Arents van Tongerlo, was eveneens wijnverlater en trouwde omstreeks 1619 met Hillegont, de zuster van de dichter/toneelschrijver Gerbrand Adriaensz. Bredero. Enkele van hun afstammelingen kwamen later op Terschelling terecht.

Als ik nog meer bijzondere beroepen tegenkom in de stamboom, zal ik het laten weten!

15. aug, 2014

Aigues-Mortes

Tijdens onze vakantie in Zuid-Frankrijk bezochten we dit jaar Aigues-Mortes, een versterkte vestingstad met een volledig intact gebleven ommuring met poorten en torens.

Bijzonder aan Aigues-Mortes is dat deze stad volledig nieuw is gebouwd tussen 1246 en 1310, als vertrekpunt voor de kruistochten van de Franse koning Lodewijk IX de Heilige. Tot die tijd had Frankrijk nog geen haven aan de Middellandse Zee (Marseille viel niet onder de Franse koning).

Er zijn twee kruistochten uit Aigues-Mortes vertrokken en de stad speelde ook een rol in de Honderdjarige Oorlog. Nadat de Provence in 1481 onderdeel van Frankrijk werd nam Marseille echter de strategische positie van Aigues-Mortes over. De haven van Aigues-Mortes verzandde, en in de loop van de eeuwen raakte de stad in verval.

Aigues-Mortes is een bezienswaardige stad en een bezoek is dan ook zeker aan te bevelen. Er staan oude kerken (zoals de Notre-Dame-des-Sablons, met zijn bijzondere klokkentoren) en op de Place Saint-Louis kun je heerlijk eten aan de voeten van het standbeeld van Lodewijk de Heilige, maar het meest bijzondere is toch wel de wandeling die je over de muren kunt maken. Het uitzicht is fantastisch: je ziet de volledige omwalling met alle stadspoorten en torens in één blik. Aan de buitenkant van de stad zie je het groen van het gras (de Camargue begint hier), het blauw van het water en het wit van de zoutwinning. En let eens op de stad zelf: overal zie je binnenplaatsjes en dakterrassen met veel bloemen en planten.

Bijna alle torens van de omwalling zijn te bezoeken, en overal is wel een expositie, film of diashow te zien. De meest bijzondere toren is echter toch wel de grote Tour Constance, niet alleen vanwege het uitzicht maar ook vanwege haar geschiedenis.
In het zuiden van Frankrijk had het protestantisme altijd veel aanhangers gehad. Na 1598, toen bij het Edict van Nantes de protestantse Hugenoten vrijheid van godsdienst kregen (na de bloedig uitgevochten godsdienstoorlogen), was Aigues-Mortes één van de steden die werden toegewezen aan de protestanten. En bij de herroeping in 1685 van dat Edict door Lodewijk XIV (die vond dat zijn onderdanen dezelfde godsdienst moesten aanhangen als hijzelf) werd de Tour Constance een staatsgevangenis, waarin voornamelijk Hugenoten werden opgesloten.
In eerste instantie werden hier mannen opgesloten die veroordeeld waren tot de galeien. Dat waren vooral uit de Cevennes afkomstige Camisards, protestantse verzetsstrijders. Na de ontsnapping van hun leider Abraham Mazel in 1704 werden hier alleen nog maar vrouwen opgesloten. De bekendste gevangene was Marie Durand, als jong meisje gevangen genomen om haar broer, die dominee was, te pakken te krijgen. De broer werd na 2 jaar opgehangen, maar Marie heeft in totaal 38 jaar in de Tour Constance gevangen gezeten en werd pas vrijgelaten in 1768.
In 1789 werden in Frankrijk alle nog gevangen zittende Hugenoten vrijgelaten. Naar schatting 500.000 van hen waren in de tussentijd Frankrijk ontvlucht. Tegenwoordig is 2% van de Franse bevolking nog protestants.

23. jun, 2014

De familie van Coppenolle

Bij het zoeken naar de voorouders van Johannes Brandenburg (1765-1825, de gemeenschappelijke voorvader van mij en Annelies) bleek, dat die niet van Terschelling kwamen. Tot mijn verrassing ontdekte ik via hen onze Vlaamse wortels.

De familie van Johannes’ vader was afkomstig uit Noord-Holland, onder andere uit Enkhuizen en Amsterdam. Over hen schreef ik al in mijn blog over Bredero.
De moeder van Johannes heette Maria Catharina Domna. Haar vader, Henricus Domna, was in 1708 geboren in Workum en werd in 1731 predikant op Terschelling. Hij kwam uit een oud Fries geslacht van predikanten. Zijn vader, Tjalling (officieel bij zijn gelatiniseerde naam Tjallingius genoemd), was predikant in Workum. Zijn moeder heette Philippina van Coppenolle en was geboren in Amsterdam.
Hoe deze Fries-Amsterdamse verbintenis tot stand kwam, weet ik niet. Zeker is dat deze uitheemse aanwinst van het Friese domineesgeslacht eigenlijk van nog verder weg kwam: de vader van Philippina, Lucas van Coppenolle, was in 1638 geboren in Oudenaarde, in Vlaanderen. Oudenaarde was bekend om zijn wandtapijtenindustrie.

Wanneer Lucas naar de Nederlanden was gekomen, is niet helemaal duidelijk. Zeker is, dat hij in 1661, 23 jaar oud, in Weesp trouwde met de in Amsterdam geboren Margaretha Purmerend.
(Margaretha stierf in 1720, 79 jaar oud, in Workum. Kennelijk was zij na de dood van haar man in 1701 bij haar dochter en schoonzoon gaan wonen).

In 1658 viel het Franse leger Oudenaarde binnen. Het is niet onaannemelijk dat Lucas in dat jaar, 20 jaar oud, naar de Republiek emigreerde. In die tijd waren er in de Zuidelijke Nederlanden, ook in en rond Oudenaarde, nog steeds mensen die de protestantse overtuiging waren toegedaan. Gezien de verbintenis van zijn dochter met een gereformeerde dominee zou Lucas heel goed protestants geweest kunnen zijn. Het hoeft echter niet de reden voor zijn vertrek te zijn. Zoals de protestanten in de Zuidelijke Nederlanden gedoogd werden, werden ze dat ook in Frankrijk. Door het Edict van Nantes kende dat land een (aan regels gebonden) vorm van godsdienstvrijheid.

De vroegste voorouder, die ik in deze tak heb kunnen ontdekken, was Jans van “Coppenhole”, overleden rond 1463 in Oudenaarde. Om hem even in zijn tijd te plaatsen: Filips de Goede, hertog van Bourgondië, was op het toppunt van zijn macht en regeerde ook een groot deel van de Nederlanden. De Noordelijke Nederlanden leden in die tijd nog onder de naweeën van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, bekend uit de schoolboekjes. Kort daarvoor was de boekdrukkunst uitgevonden en in Engeland waren de edelen elkaar aan het uitmoorden in de Rozenoorlogen (1455-1485). Willem de Zwijger zou pas 70 jaar later geboren worden.

Bij mijn zoektocht kwam ik nog een naamgenoot tegen: Jan van Coppenolle, secretaris bij de schepenenbank van Gent. Van 1483 tot 1492 leidde hij de opstand van Vlaanderen tegen Maximiliaan van Oostenrijk (de opa van keizer Karel V, erfgenaam van onder anderen de Bourgondische hertogen). De opstand was gericht tegen de zware belastingen, die de keizer aan de stad had opgelegd. Uiteindelijk werd Jan van Coppenolle op de markt in Gent onthoofd. Dat was in 1492 (toevallig ook het jaar dat Columbus Amerika ontdekte). Ik noemde hem al eerder in een blog. En helaas heb ik nog steeds geen enkele familielijn kunnen terugvoeren op deze wel heel interessante Coppenolle!

19. jun, 2014

Schoten in het parlement

Voorafgaande aan de eedaflegging door de nieuwe Spaanse koning Felipe VI liet de NOS een aantal beelden zien over zijn voorganger, Juan Carlos. Bij die gelegenheid kwam ook de mislukte staatsgreep uit 1981 weer aan bod – kolonel Tejero met zijn trawanten, wild om zich heen schietend in het Spaanse parlement.
Ik kan me nog goed herinneren dat we dit ’s avonds in het nieuws zagen (de schietende militairen, de parlementariërs die en masse onder de bankjes doken), maar nu maakte het op de een of andere manier nòg meer indruk op me dan destijds. Toen, met het dictatoriale Spanje van de jaren zestig nog in ons achterhoofd, was het toch niet helemaal vreemd om te aanschouwen. Nu we Spanje al jaren kennen als een modern, democratisch land en EU-lid, maakt het een bizarre indruk en realiseer ik me dat we die gebeurtenis kunnen beschouwen als de definitieve afsluiting van een periode in de geschiedenis van Spanje.

Koning Alfonso, de grootvader van Juan Carlos, verliet na een enorme verkiezingsoverwinning van de linkse en republikeinse partijen in 1931 zijn (overigens al jaren onrustige) land en maakte daarmee plaats voor de Tweede Spaanse Republiek (in de 19e eeuw was Spanje ook al kort een republiek geweest). Wat er toen gebeurde, is bekend. Tegenstanders van de republiek kwamen in opstand. In 1936 brak de Spaanse burgeroorlog uit en uiteindelijk vestigde de overwinnaar, generaal Franco, een rechtse dictatuur. Mede hierdoor raakte Spanje na de Tweede Wereldoorlog in een economisch en politiek isolement. Het werd beschouwd als een derde wereldland. Een bekende uitspraak uit die tijd was: “Afrika begint bij de Pyreneeën”.
In de jaren zestig en zeventig werd de sfeer in Spanje steeds gewelddadiger. Ik kan me nog goed de aanslagen door de Baskische ETA herinneren, en hoe de plegers van die aanslagen de dood vonden aan de wurgpaal. Het volk verlangde naar vrijheid en het bedrijfsleven naar hervormingen om aansluiting bij de rest van Europa te krijgen.
Zij kregen een onverwachte bondgenoot in Juan Carlos, kleinzoon van Alfonso en de door Franco aangewezen opvolger. Franco ging er van uit dat Juan Carlos zijn politiek zou voortzetten. Niets bleek minder waar. De nieuwe koning begon direct met het voorstellen van democratische hervormingen en de ontmanteling van het regime. In 1978 kwam een democratische grondwet tot stand die de sterk gecentraliseerde staatsvorm veranderde in een gedecentraliseerde structuur met autonome regio's.

Toen werd het 1981. Met honderden leden van de Guardia Civil gijzelde Tejero het kabinet met het doel om opnieuw een junta in te stellen. Juan Carlos wist deze couppoging af te wenden. In een televisietoespraak riep hij de Spanjaarden op de eenheid in het land te bewaren en de democratische rechtsvorm te eerbiedigen. Exit Tejero.

Vanaf dat moment kunnen we Spanje beschouwen als een modern Europees land. Het was daarom niet ten onrechte dat, tijdens de eedsaflegging van Felipe in het parlement, zijn voorganger hierom nadrukkelijk geprezen werd.

23. mei, 2014

Familiedrama op zee

Mijn overgrootmoeder kwam van Kinnum op Terschelling. Als jong meisje trok ze naar het vasteland, kwam terecht in Hoogwoud en trouwde daar met mijn overgrootvader.
Mijn grootmoeder vertelde dat ze op Terschelling haar moeders familie wel eens bezocht. Dat was toen een heel eind varen vanuit Noord-Holland. De Afsluitdijk bestond nog niet, IJsselmeer en Waddenzee vormden nog één geheel: de Zuiderzee. Oma’s grootvader haalde haar op in de haven met zijn wagen. Naast de merrie, die de wagen trok, liep haar veulen mee – zoals je dat we ziet op oude ansichten van Terschelling.

Oma’s grootouders – Gerrit Lieuwen en Trijntje Schaap – waren neef en nicht. Dat kwam op Terschelling vaker voor: de huwelijksmarkt was beperkt. De moeder van Gerrit was Gertje Doeksen, haar 14 jaar ouder zuster Sieke was de moeder van Trijntje.
Tijdens een bezoek aan het eiland vond ik op het kerkhof van Midsland de graven van verscheidene familieleden. Ook het graf van mijn betovergrootouders was daarbij, net links van de zuidelijke ingang van de kerk. Van hun wederzijdse ouders heb ik geen graf kunnen ontdekken. Pas later hoorde ik dat dit, wat Gerrits vader betreft, niet zo gek was. Hij is niet op Terschelling begraven.

Cornelis Gerrits Lieuwen, geboren in 1827, was zeeman. Veel eilanders, ook binnen de familie Lieuwen, gingen hem daar in voor en nog velen zouden hem navolgen. Cornelis was stuurman op de Havannah Packet, een schoener die in september 1853 op weg was van Cuba naar Amsterdam. Veel bijzonderheden over het schip heb ik niet kunnen vinden. Oorspronkelijk had het een andere naam: Anna Elisabeth. Als gezagvoerder staat H.J. de Boer te boek, maar ik weet niet of hij dat in 1853 ook was. De rederij was F. Smelt en zonen uit Amsterdam. De Havannah Packet is in 1870 uit de vaart genomen.

Was Cornelis Lieuwen al ziek toen het schip van Cuba vertrok? Is er een ongeluk gebeurd? Ik weet het niet. Op 1 oktober, ’s morgens om 4 uur, overleed hij aan boord van zijn schip, 26 jaar oud. Volgens de overlijdensakte vond hij zijn einde op 28°30’ NB en 74°15’ WL. Dat is ergens ten noordoosten van de Bahama’s. Het schip was dus nog niet zo lang onderweg. Vermoedelijk is het door Straat Florida gevaren en heeft het toen koers gezet naar het oosten, de oceaan op.
We kunnen er van uitgaan dat mijn voorvader diezelfde dag nog een zeemansbegrafenis heeft gekregen, en dat zijn gebeente dus al meer dan anderhalve eeuw op de bodem van de Atlantische Oceaan rust.
De overlijdensakte is gedateerd op 15 februari 1854. Het heeft dus meer dan 4 maanden geduurd voor zijn vrouw Gertje hoorde dat ze weduwe was – en alleen stond in de zorg voor de vierjarige Gerrit en de kleine Trijntje, die in juli 1853 was geboren.

Ongetwijfeld is ze in die moeilijke tijd geholpen door familie. Haar moeder was al overleden toen Gertje pas 9 jaar was. Maar haar schoonouders, Gerrit Lieuwen en Aaltje Brandenburg leefden nog. En wellicht is haar zoon regelmatig opgevangen in het gezin van zijn tante Sieke, die getrouwd was met Cornelis Jacobs Schaap. Zij hadden slechts twee kinderen (Cornelis en nog een Trijntje), dus dat zal geen probleem geweest zijn.
Kon Gerrit het toen al goed met zijn even oude nichtje vinden? We weten het niet – we kunnen het aan niemand vragen. In elk geval trouwden ze in 1869, toen ze allebei net 20 waren.
Ze kregen 10 kinderen, van wie er in elk geval 4 en vermoedelijk 6 de volwassen leeftijd bereikten.
In hun namen zie je hun voorouders terug: mijn overgrootmoeder heette Sieke, haar zussen Martje (tante Mart) en Cornelia (tante Cor), haar broer Wybrand (oom Wyb). Van hen trouwden alleen Sieke en Cornelia en kregen nageslacht. Twee zusters zouden (dat heb ik wel eens van mijn oma gehoord) naar Amerika zijn geëmigreerd. Van Gertje Lieuwen heb ik ontdekt dat ze in 1908 met de “Noordam” op Ellis Island aankwam. Die andere zuster zou dan Trijntje geweest moeten zijn.

De Lieuwens werden overigens aardig oud. Gerrit werd 90, Sieke 93 en haar dochter, mijn oma, 105. Eén neef van mijn oma leeft nog (voor zover ik weet) en woont, hoogbejaard, nog altijd op Terschelling. Zou zijn grootvader, die overleed toen hij 11 jaar was, hem wel eens iets hebben verteld over de dood van zijn overgrootvader?
Gerrit Lieuwen leefde niet zo lang en zijn dood was een tragische gebeurtenis. Eén van de vele kleine drama’s uit de geschiedenis van gewone mensen, waar na zoveel jaren weinig meer van terug te vinden is dan een verre echo.