5. mei, 2014

Geschiedenis zichtbaar gemaakt

Op 4 mei bezochten wij de tentoonstelling “De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen” in de Rotterdamse Kunsthal. Historisch gezien was dat een correcte invulling van deze dag. Maar ook in andere opzichten was ik blij, dat we toch nog gegaan waren (na 5 mei zou de tentoonstelling afgelopen zijn).
De geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog werd hier zichtbaar, in tastbare (nou ja, je mocht er natuurlijk niet aankomen) zaken.  De verhalen van vroeger werden levend.
De fiets met houten banden, waar mijn moeder me over had verteld, kon ik hier zien. Een andere fiets, gebruikt om een stencilapparaat aan te drijven, waarop illegale kranten werden gedrukt.
Andere voer- en vaartuigen: een opvouwbare motorfiets, een amfibievoertuig, een kano die gebruikt was door Engelandvaarders, een tank.
Maar ook kleding, van uniformen tot jurken van parachutezijde en een sinterklaaskostuum met geheime opbergvakjes in mijter en tabberd. Vlaggen. Een typemachine. Een radiozender.
En heel schrijnende zaken. Een compleet verzilverd bestek, geroofd van een joodse familie, en door  de dochter van degene bij wie het terecht was gekomen geschokt afgestaan, toen ze hoorde van de herkomst. De joodse familie is nooit teruggekomen. Een speelgoedkist van een jongetje, dat de oorlog in Nederlands Indië had overleefd, maar na die tijd toch als gevolg van de vele ontberingen was gestorven. Twee duivenpootjes – eigenaars van duiven (die door de bezetter gezien werden als veiligheidsrisico) moesten hun dieren afmaken en de afgeknipte pootjes als bewijs inleveren.
Heel ontroerend: een oranje kinderjurkje, gemaakt van parachutezijde voor een ondergedoken joods meisje, ter gelegenheid van de bevrijding. Haar ouders zijn haar weer komen ophalen: een van de weinige joodse gezinnen die de oorlog hebben overleefd.
En dat was wat ik nog het meest aangrijpend vond van deze tentoonstelling: alle vermeldingen van gezinnen, waarvan niemand is teruggekomen. Gezinnen, waarvan niet bekend is of er nog andere familieleden in leven zijn. Oude mensen, jonge mensen, kleine kinderen: niet teruggekeerd uit Auschwitz, Bergen-Belsen of naar welk hels oord ze ook toe waren gebracht. De bekendmaking over de dood van die jongen van 20 uit een dorp in Groningen: zomaar geëxecuteerd. Zijn vader moest het bericht via dit papiertje vernemen. Het kruis gemaakt van de palen, waaraan de terdoodveroordeelden op de Waalsdorpervlakte werden vastgebonden.

Het zijn voorwerpen, maar voorwerpen die door hun geschiedenis een diepe betekenis hebben gekregen. Voorwerpen die ons iets te zeggen hebben. Beter gezegd: ze roepen, nee, schreeuwen ons iets toe! Denk aan ons, roepen ze. Denk aan al die mensen waarvoor wij staan!
Daaraan moest ik ’s avonds om acht uur denken, tijdens de twee minuten stilte, met de landelijke dodenherdenking op de televisie.

27. mrt, 2014

Voorouders

Protestantse families uit Oudenaarde, die naar Nederland vluchten nadat Lodewijk de Veertiende in 1658 hun stad binnenvalt.
Hugenoten uit Normandië, die in 1685, na de opheffing van het Edict van Nantes (dat hun vrijheid van godsdienst garandeerde), in Groningen belanden. Dat opheffen gebeurde overigens door diezelfde Lodewijk de Veertiende.
Mensen uit alle hoeken van Nederland en Duitsland, uit Frankrijk, uit Vlaanderen.
Burgemeesters, bakkers, notarissen, onderwijzers, dominees, molenaars, vissers, zeelui, boeren en arbeiders. Schoenmakers en winkeliers. Een dichter en toneelschrijver uit de Gouden Eeuw.
Eén ding hebben ze gemeen: ze staan in de stamboom van mijn kinderen.

Ik leerde deze mensen (en nog vele anderen) namelijk kennen bij het zoeken naar mijn afstamming en die van mijn vrouw. Eerst was het een bezigheid voor verloren uurtjes, waarin het leuk was om weer wat namen en jaartallen toe te voegen. Maar het wordt steeds leuker!
Hele levensbeschrijvingen kom ik tegen, maar ook kleine drama’s.
Gezinnen met 12 kinderen, van wie er slechts 2 de volwassen leeftijd bereiken.
Vrouwen van 20 tot 40 jaar die sterven in het kraambed – bij hun eerste of hun tiende kind. Je leest het niet rechtstreeks, maar ziet ineens dat hun kind op de dag van hun overlijden, of kort daarvoor, geboren is.
Zeelui, die verdrinken of sterven aan boord van hun schip, ergens op de oceaan- zoals Cornelis Gerritsz Lieuwen, stuurman, overleden op 1 oktober 1853 aan boord van de schoener Havannah Packet, 26 jaar oud. Het schip was onderweg van Havanna (Cuba) naar Amsterdam. Zijn ouders en zijn vrouw Gertje Lieuwen-Doeksen ontvingen het bericht van zijn dood pas in februari 1854. Hun zoon Gerrit, mijn betovergrootvader, was toen 4 jaar oud.

Kindersterfte, kraamvrouwenkoorts, het risicovolle leven aan boord van een zeilschip – ik heb er over gelezen, maar nu komt het ineens dichterbij.
Mijn nieuwsgierigheid groeit met de dag, en mijn fantasie gaat af en toe met me op de loop.
Wat te denken van burgemeesterszoon uit een klein stadje in Mecklenburg, die na afloop van de dertigjarige oorlog (1618-1648) zich als chirurgijn vestigt in Straatsburg? En van zijn zoon, die als scheepschirurgijn op Terschelling terechtkomt, een Terschellings meisje trouwt en uiteindelijk in de buurt van Groenland, aan boord van een walvisvaarder, overlijdt? En ik moet (nu we toch op Terschelling beland zijn) ook zijn kleinzoon niet vergeten, die zeekapitein is (van onder meer het schip “Vrouw Lena Jacoba, dat op West-Indië voer) en later burgemeester wordt. Hij was ook de laatste “commandeur” die op het eiland woonde.

De verhalen liggen hier voor het oprapen! Wordt vervolgd.

31. jan, 2014

’t Kan verkeren

“’t Kan verkeren” zei Bredero. En dat zei ik ook tegen mezelf toen ik eindelijk eens een bekende naam in mijn stamboom tegenkwam. Op school las ik zijn “De Klucht van de Koe” en nu blijkt hij familie te zijn. Inderdaad: bij het zoeken naar mijn voorouders kwam ik Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585 – 1618), dichter en toneelschrijver te Amsterdam, tegen. Geen directe voorouder: Bredero had geen kinderen. Wij stammen af van zijn zus Hillegont, die leefde van 1587 tot 1647 en getrouwd was met Jan Arendszoon van Tongerlo. Hun dochter Hester trouwde met Huybert Brandenburg en trok met hem naar Enkhuizen, waar zij in 1686 overleed. Hun afstammeling Johannes Brandenburg was notaris in West-Terschelling en tevens de gemeenschappelijke voorvader van mijzelf èn van mijn vrouw Annelies – vandaar het “wij” hierboven.

Gerbrand Adriaensz leefde in (zoals we dat noemen) interessante tijden, midden in de Tachtigjarige Oorlog. Hij werd geboren een jaar na de moord op Willem van Oranje. Gedurende zijn hele leven was Maurits stadhouder. Toen Bredero op 23 augustus 1618 stierf was het Twaalfjarig Bestand nog van kracht, en bestreden in de Nederlanden remonstranten en contraremonstranten elkaar met overgave. Een kleine week na zijn sterfdag werden Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot gearresteerd.

De naam Bredero betekent niet dat Gerbrand ook familie was van het befaamde geslacht Van Brederode. De naam heeft er wel mee te maken: hij is afkomstig van een uithangbord of gevelsteen met de beeltenis van de geuzenjonker Hendrik van Brederode (1531 - 1568). Die bevond zich aan het buurhuis aan de Nes, waar de familie Bredero tot 1602 woonde.

Zijn vroegst bekende vers schreef Gerbrand Adriaensz in 1606: een vierregelig rijm ter gelegenheid van een loterij. Hij ging in 1610 in de leer bij de kunstschilder Badens, maar werd een jaar later al lid van de Rederijkerskamer d’Eglantier. In de jaren daarna publiceerde hij een groot aantal toneelstukken en gedichten.
In 1617 verliet Bredero d’Eglantier en schreef onder meer “De Spaanse Brabander” en “Moortje”. In december van dat jaar zakte hij met zijn slee door het ijs, terwijl hij op weg naar huis was van een begrafenis. Toch leidde dit kennelijk niet tot zijn dood, want hij overleed pas driekwart jaar later.

Hij was 33 toen hij stierf. Van de 12 kinderen uit het gezin van zijn ouders leefde alleen Hillegont nog.
Gerbrand Adriaensz Bredero werd bijgezet “met dichterseer” in de Nieuwezijdskapel aan het Rokin. De kapel werd gesloopt in 1908. Het graf van Bredero werd geruimd.

13. dec, 2013

Sic transit gloria mundi

“Twintig eeuwen kijken op u neer”, of iets van die strekking, zei Napoleon tegen zijn soldaten bij de piramiden van Egypte. Een dergelijk gevoel bekroop mij toen ik vorige week in Londen de Tower bezocht.
Bijna 1000 jaar geleden werd met de bouw van dit reusachtige kasteel begonnen door Willem de Veroveraar. Zijn opvolgers bouwden gestaag verder tot het in de tijd van de Tudors zo’n beetje zijn huidige vorm had aangenomen.
Met de Thames Cruise voeren we over het water langs Traitors Gate (als je daardoor het kasteel binnenkwam, was je toekomst erg onzeker). We gingen aan land en konden toen het hele complex overzien. Het is bijna een kleine stad – een stad in een stad. Het was voor ons al erg indrukwekkend, en hoe moet dat niet geweest zijn toen er nog geen grote gebouwen en wolkenkrabbers in de nabijheid stonden? Het moest de macht van de Engelse koning symboliseren – en ik heb het vermoeden dat die opzet zeer geslaagd was.
De hoofdpoort, de Bloody Tower, de resten van het koninklijk paleis – we hebben alles bezocht.
We werden even stil bij het glazen monument op het grasveldje waar de drie koninginnen Anne Boleyn, Catherine Howard en Jane Grey zijn onthoofd – de geschiedenis werd hier wel heel erg levend. In het naastgelegen kerkje zijn ze bijgezet.

In de White Tower vind je de harnassen van de koningen en die van hun paard. De “officiële” zwaarden van alle koningen vanaf George I worden tentoongesteld. Als contrast kun je ook nog een middeleeuws toilet bekijken.
Daarna de kroonjuwelen, een mooie en historisch verantwoorde tentoonstelling. De ronde begint met de mystiek van de middeleeuwse kroning en voert ons zo verder tot de kroning van Elizabeth II. Met één ruwe onderbreking: halverwege de 17e eeuw werd Karel I onthoofd en werden bijna alle toenmalige kroonjuwelen op last van Oliver Cromwell vernietigd. “Sic transit gloria mundi”: zo vergaat de wereldse roem. Of, in de woorden van Prediker: alles is ijdelheid. Met die ingebouwde onderbreking laat de expositie (bedoeld of onbedoeld) zien, dat alles relatief is. Al die kronen en scepters, al dat goud, al die diamanten, robijnen en saffieren slaan de plank mis als ze bedoeld zijn om je onder de indruk te brengen. Het is te veel. Het is prachtig, en ik begrijp volkomen waar het voor staat, maar voor mij is het leeg. Pump and circumstance. IJdelheid.

13. nov, 2013

Geschiedenis in kaart gebracht

Toen ik vandaag iets wilde lezen, vond mijn hand “Verborgen wildernis” van Kester Freriks in de boekenkast. Aan de hand van oude kaarten vertelt de schrijver over cultuur- en natuurlandschappen in het verleden en in onze tijd. Die oude kaarten zijn vaak fascinerend. Veel eilanden en “eilanden”: ik zie mijn eigen geboortestad Almelo liggen als een eiland tussen venen en moerassen. Zeeland en het zuidelijk deel van Zuid-Holland bestonden nog niet eens zo heel lang geleden uit “echte” eilanden, zonder dammen of bruggen en alleen te bereiken over het water. Een ritje in vijf kwartier van Delft naar de Oosterschelde (zoals wij nu wel eens doen voor een uurtje duiken) was toen volslagen ondenkbaar. Tot heel ver in de 19e eeuw bestonden er ook nauwelijks wegen. Men moest binnen Nederland vaak dagen reizen om bij zijn bestemming te komen. Nederland is klein geworden, zegt Kester ook al in zijn boek.

Kaarten zijn ook een spiegel van de geschiedenis. Oude atlassen laten vaak een ons onbekende wereld zien: andere landen, andere grenzen, andere namen. Soms komen namen weer terug, zoals Servië en Bosnië. Andere verdwijnen voorgoed: het Ottomaanse rijk, Oost-Pruisen, de DDR. En dan heb ik het nog over de 20ste eeuw! Kaarten in geschiedenisboeken of geschiedenisatlassen laten nog meer zien. Ik kan er uren naar kijken. Soms is de invloed van de geschiedenis heel heftig. Ga nog een eeuw terug en kijk naar het Europa van vóór de Franse revolutie, het Europa van Napoleon en het Europa van 1815: drie totaal verschillende kaarten in een periode van 25 jaar.
In die 19e eeuw zou Europa blijven veranderen. België bestond in 1815 nog niet, pas in 1830 zou het zich afscheiden van het Koninkrijk der Nederlanden. Ook Griekenland bestond nog niet. Italië was puur een geografisch begrip, staatkundig bestond het uit meerdere koninkrijken en hertogdommen. Duitsland begon in 1815 nog maar net vorm te krijgen. Vóór Napoleon was dit gebied nog een lappendeken van meer dan 300 landen en landjes, symbolisch verenigd in het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie – met een keizer die al eeuwenlang in Wenen troonde en alleen nog veel invloed had in zijn eigen Habsburgse gebieden (zie plaatje). Napoleon maakte resoluut een einde aan de meeste mini-rijkjes, en de onderhandelaars op het Weens Congres vonden herstel van de oude situatie evenmin wenselijk. Na nog een stuk of wat oorlogen bestond Centraal Europa uit het Duitse Keizerrijk en de Habsburgse Dubbelmonarchie Oostenrijk/Hongarije. En die laatste zou, staatkundig gezien, na de eerste wereldoorlog helemaal uit elkaar vallen.

Een van de landen die uit het Habsburgse Keizerrijk ontstonden, was Joegoslavië. En Joegoslavië is (samen met de voormalige Sovjet-Unie) een voorbeeld van hoe de geschiedenis het aanzien van (een deel van) Europa nog heel recent heeft kunnen veranderen. De Grote Bosatlas (ik heb nu de 52ste druk voor me liggen, afdankertje van mijn kinderen die op school alweer een nieuwere editie nodig hadden) laat bij de kaart van Zuidoost-Europa op een paar kleine kaartjes zien hoe uit het “oude” Joegoslavië de “nieuwe” landen Slovenië, Kroatië, Servië/Montenegro, Bosnië/Herzegovina en Macedonië ontstonden. De makers van de atlas waren hiermee zo actueel mogelijk, maar konden niet voorzien dat Montenegro zich korte tijd later definitief van Servië zou afscheiden, laat staan dat zij konden bevroeden dat later Kosovo als zelfstandige staat zou ontstaan.
De inwoners zien deze landen overigens niet als “nieuw”: voor hen betekent dit het lang gewenste herstel van de oorspronkelijke situatie – al moeten ze daarvoor ook terug naar de middeleeuwen. Ik moet mijn bewering uit de eerste alinea, dat sommige landen “voorgoed” zijn verdwenen, dus nuanceren: ook in de geschiedenis is niets definitief.