Een protestantse Habsburg
Er klonken al heel lang kritische geluiden in de kerk van Rome, maar in de 16e eeuw kwam het toch wel heel duidelijk tot een uitbarsting. De kerkhervorming leidde tot een scheuring en uit de diverse stromingen (Luthers, Calvinistisch etc.)
ontstonden de protestantse kerken.
Al snel moest de Habsburgse keizer van het Heilige Roomse Rijk, Karel V, accepteren dat binnen zijn rijk protestantse vorsten over protestantse gebieden heersten. Maar dat ging, zowel binnen als buiten het keizerrijk,
niet zonder slag of stoot en de 16e eeuw werd de eeuw van de godsdienstoorlogen.
In de 17e eeuw raakten, geleidelijk aan, de scherpe kantjes er een beetje van af. De verschillende landen, wat hun religie ook was, moesten toch diplomatieke contacten onderhouden en dat ging nu eenmaal niet zonder een beetje verdraagzaamheid van beide kanten. Af en toe ging het er nog wel eens heftig aan toe (bijvoorbeeld toen de Engelsen hun katholieke koning Jacobus II de laan uit stuurden) maar de meeste oorlogen gingen, ondanks de soms religieuze voorwendsels, toch gewoon over macht, grondgebied en handel.
In de 18e eeuw werden de betrekkingen genormaliseerd. Bondgenootschappen werden gesloten ongeacht de religie van de bondgenoten, en in veel landen werd de uitoefening van een “andere” godsdienst, soms oogluikend, soms officieel, toegestaan. Zo werd in het Wenen van de zeer katholieke Habsburgers in 1784 in de Dorotheergasse de Reformierte Stadtkirche gerealiseerd. Dit werd mogelijk gemaakt door het Tolerantzpatent van keizer Jozef II. Het gebouw mocht echter niet als kerk herkenbaar zijn en geen ingang aan de straat hebben. Enige tientallen jaren later werd echter, zonder dat dit verbod was ingetrokken, toch een ingang aan de straat gerealiseerd. Hoe zat dat?
In Nederland hebben we een katholieke koningin. Dat zou heel lang niet denkbaar geweest zijn bij de protestantse Oranje-Nassaus, al vond men in 1816 de Russisch-orthodoxe grootvorstin Anna Paulowna wel aanvaardbaar. Kort daarvoor, op 17 september 1815, trouwde de protestantse prinses Henriëtte van Nassau-Weilburg, een achterkleindochter van de Nederlandse stadhouder Willem IV, met aartshertog Karl van Oostenrijk, een broer van de toenmalige keizer Frans. Dit was het eerste "gemengde huwelijk" in de familie Habsburg. Haar geloof mocht ze blijven uitoefenen en ter kerke gaan in de Reformierte Stadtkirche hoorde daarbij. Maar omdat het, volgens het keizerlijk protocol, een aartshertogin onwaardig was om via de achterdeur de kerk te moeten betreden, werd een toegang aan de straatzijde, de zogenaamde Henriettentor, voor haar gerealiseerd. Er was één voorwaarde: alleen Henriëtte mocht van deze toegang gebruik maken.
Henriëtte en Karl kregen zeven kinderen, hadden kennelijk een gelukkig huwelijk en de aartshertogin kon uitstekend opschieten met haar schoonfamilie. Tragisch genoeg stierf ze al in 1829, op 32-jarige leeftijd, aan complicaties van roodvonk. Haar dood bracht ook een praktisch probleem met zich mee. De Habsburgers werden al eeuwenlang bijgezet in de crypte van de kapucijnerkerk (de “Kapuzinergruft”). De bijzetting van een protestant stuitte op bezwaren. Nu kunnen we van alles van keizer Frans vinden, maar op dit punt stelde hij zich ruimhartig èn standvastig op: “Wenn sie als Lebende unter uns geweilt hat, so soll sie es auch als Tote.“ Henriëtte werd bijgezet in de Kaisergruft en ligt daar nog steeds, te midden van een kleine 140 katholieke Habsburgers.
In 1830, een half jaar
na haar dood, werd de Henriettentor weer dichtgemetseld.
Het duurde nog tot 1887 voor er, dankzij het Protestantenpatent uit 1861, een neobarokke kerkgevel aan de straat werd gerealiseerd, mèt hoofdingang.