18. sep, 2015

Naar Doesburg

Met enige regelmaat bezoeken wij de oude vestingstad Doesburg. Een bezoek aan Doesburg kan ik iedereen aanraden. Er zijn musea, galerietjes, veel terrasjes; het is er kleinschalig en gezellig.

Een bijzonder gebouw is de Grote of Martinikerk. Wanneer je aan komt rijden langs de IJssel zie je al snel de toren van deze laatgotische kerk. Het is een kerk met een veelbewogen geschiedenis.

De voorganger van de huidige kerk, ook gewijd aan Sint Maarten, werd in 1340 verwoest bij een overstroming. De nieuwe kerk werd in het hart van de stad gebouwd en dateert in zijn huidige vorm hoofdzakelijk uit de 15e eeuw.

In 1483 was het niet het water, maar een brand die grote schade aanrichtte. Hierna werd de kerk in de oude vorm weer opgetrokken.

In 1547 was het weer zover: een blikseminslag veroorzaakte brand. Enkele traveeën van het schip verloren toen hun gewelven en in 1552 kwam er nog een gewelf naar beneden. Sinds 1888 heeft het schip houten gewelven en zijn alleen in de zijbeuken nog stenen gewelven te zien.

De Tachtigjarige Oorlog ging niet onopgemerkt aan Doesburg voorbij. In het jaar 1572 werd de stad bezet en geplunderd door de Geuzen. In 1586 ging Doesburg over tot de Reformatie en werd de Martinikerk een Hervormde kerk. Vanaf dat jaar kreeg Doesburg ook een vast garnizoen, gelegerd in de Mauritskazerne (nu Mauritsveld) en in de jaren 1606-1629 werden de verdedigingswerken flink verbeterd en uitgebreid.

De Martinikerk had inmiddels zijn huidige vorm gekregen, maar nu was het de toren (voltooid in 1430) die het hard te verduren kreeg. In het rampjaar 1672 werd de toren in brand geschoten door de Fransen, die de stad veroverden en bezetten tot 1674. Hierna kreeg Doesburg uitgebreide 17e-eeuwse vestingwerken naar ontwerp van Menno van Coehoorn, maar die zijn nooit op de proef gesteld.

 In 1717 was het weer de bliksem die brand veroorzaakte. Het was dan ook niet zo vreemd dat deze kerk de eerste in Nederland was die (in 1783) voorzien werd van een bliksemafleider.
Vervolgens ging het heel lang goed met de toren, tot hij op 15 april 1945 opgeblazen werd door de Duitsers. Ook het schip liep daarbij grote schade op.
Pas in 1965 was de toren weer hersteld en is hij met zijn 94 meter weer de hoogste in Gelderland. De restauratie van de kerk is afgerond in 1972.

Ook van binnen is de kerk bijzonder. Naast 16e-eeuwse grafzerken zijn er een preekstoel, een doophek en een aantal voorwerpen uit de 17e eeuw. Ook zijn er 15e en 16e-eeuwse muur= en gewelfschilderingen. Ook op de pijlers staan schilderingen. Daarnaast zijn er 3 orgels, waarop regelmatig concerten worden gegeven.

Wij zijn dit jaar weer intensief betrokken bij de Nationale Textiel- en Vezelmanifestatie, waaraan het interieur van de Martinikerk al jaren een prachtige achtergrond biedt. Geen tijd op 26 september? Ga dan in elk geval toch een keer naar Doesburg. De stad is een bezoek méér dan waard!

11. sep, 2015

Hugenoten en hannekemaaiers

Geen krant en geen tv-journaal of er is wel een item over vluchtelingen. Op dit moment komen ze vooral uit Syrië, een land waar ook jij en ik echt niet zouden willen wonen. Er woedt een burgeroorlog, mensen zijn hun huis kwijt, familieleden zijn omgekomen, kinderen sterven door bombardementen. Ze zijn radeloos en willen maar één ding: naar een veilige plek. En in hun ogen is er nog maar één veilige plek: Europa.

Miljoenen Syriërs verblijven momenteel in kampen in de regio. Daar is het niet best, er is onvoldoende voedsel en medische verzorging, geen onderwijs voor de kinderen, noem maar op. Turkije, Libanon, Jordanië en Irak (alsof dat zelf op dit moment geen grote problemen heeft) hebben er hun handen vol aan en vragen het westen om hulp.

Ook in Nederland worden vluchtelingen opgevangen – verwelkomd door de een, door de ander juist niet. Toch is dit voor Nederland geen nieuw probleem en ik ben niet de eerste die dit opmerkt.

Omdat Nederland bekendstond als tolerant land en al vroeg een zekere mate van vrijheid van godsdienst kende, kwamen er in de loop der eeuwen nogal wat vluchtelingen en andere vreemdelingen naar Nederland. Zo kwamen er in de jaren na de val van Antwerpen in 1585 maar liefst 150.000 vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden naar het Noorden. Deze immigranten brachten hun kennis, vaardigheden en handelsnetwerken mee en brachten daarmee onder meer de textiel- en de diamantnijverheid in het Noorden tot grote bloei.

Eveneens in de 16e eeuw kwamen Portugese en Spaanse Joden (Sefardim), op de vlucht voor de inquisitie, naar Nederland. De meeste Sefardim waren handelaren en in zeer goede doen. Dat gold niet voor de Oost-Europese joden (Asjkenazim) die in het begin van de 17e eeuw, arriveerden, op de vlucht voor vervolgingen. De Asjkenazim leefden door uitsluiting en discriminatie in bittere armoede en hoopten in Nederland werk te vinden en zo een beter bestaan op te bouwen. Op de derde Joodse vluchtelingengolf kom ik later terug.

Later in de 17e eeuw kwamen de Franse hugenoten. Onder Lodewijk XIV vluchtten meer dan een half miljoen protestanten het land uit. Nederland was één van hun bestemmingen. Rond 1700 was 6% van de Amsterdammers Frans. Bijna driehonderd Franse officieren werden in 1685 door prins Willem III in het Staatse leger opgenomen. Andere hugenoten kwamen terecht in het uitgeversvak, omdat hun gilde vreemdelingen toeliet.

Een tweede stroom vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden werd eveneens op gang gebracht door Lodewijk XIV, die daar voortdurend binnenviel en steden belegerde.

De hannekemaaiers waren geen vluchtelingen, maar seizoenarbeiders uit Duitsland die ‘s zomers te voet naar Nederland kwamen om op het te land werken. De eerste hannekemaaiers kwamen om gras te maaien. Naar schatting 140.000 hannekemaaiers hebben zich in de 19e eeuw blijvend in Nederland gevestigd.

Een enorme vluchtelingenstroom kwam aan het begin van de Eerste Wereldoorlog ons land binnen. Na de Duitse inval in 1914 trokken meer dan een miljoen Belgen naar Nederland. Het grootste deel keerde voor het einde van het jaar weer terug naar huis, maar meer dan 100.000 Belgen bleven gedurende de hele oorlog in Nederland. In 1918 vertrokken de meeste vluchtelingen huiswaarts; een deel vestigde zich voorgoed in Nederland.

Nederland bleef de vluchtelingen met open armen ontvangen, al verschilde de reactie van de bevolking op de komst van deze immigranten van plaats tot plaats. Omdat velen gevlucht waren om godsdienstige redenen, werden zij door de overwegend protestantse bevolking goed onthaald, hoewel er wrijvingen tussen de verschillende stromingen waren. Ook was er aanvankelijk huiver om ze in het bestuur van de gemeenschappen toe te laten. Een zwarte bladzijde echter vormen de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. In de jaren ‘30 kwam een stroom van Joodse vluchtelingen richting Nederland op gang. Om de toevloed in te dammen (er was tenslotte een economische crisis) besloot de regering eisen te stellen: alleen bemiddelde Joden werden toegelaten. Alle anderen moesten bewijzen dat ze in hun land van herkomst écht gevaar liepen. Dat bewijs was moeilijk te leveren, zodat maar weinigen Nederland binnenkwamen. In de aanloop naar de oorlog scherpte Nederland de toelatingseisen nog verder aan, en in 1938 werd de grens voor Joden gesloten. Degenen die nog binnenkwamen, kwamen meestal in Kamp Westerbork terecht, dat speciaal voor hen was gebouwd. In 1940 namen de Duitsers dit kamp over. De afloop is bekend. Van de 140.000 Joden die voor de oorlog in Nederland woonden, waren er na de oorlog nog zo’n 30.000 over. De rest was gevlucht of (vaker) vermoord tijdens de Holocaust. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog zouden nog duizenden Joden uit Nederland vertrekken naar de Verenigde Staten of naar Israël.

In de jaren tussen 1945 en 1965 vertrokken zo’n 300.000 Nederlanders, Indo’s en Molukkers uit het voormalig Nederlands-Indië naar Nederland. Echt welkom waren ze niet. Nederland was er vlak na de Tweede Wereldoorlog slecht aan toe. De werkloosheid was hoog, evenals de woningnood. Veel aandacht kregen ze dus niet: aanpassen en meedoen was het motto.

Inmiddels kennen we ook de arbeidsmigranten uit de landen rond de Middellandse Zee, en de immigranten uit Suriname en de Antillen. Maar de laatste jaren komen de immigranten steeds meer uit landen als Irak, Iran en Syrië: asielzoekers en vluchtelingen. Eind 2014 waren er wereldwijd bijna 60 miljoen mensen op de vlucht, 8,3 miljoen meer dan het jaar ervoor. 19,5 miljoen mensen zijn hun land ontvlucht, waaronder bijna 3,9 miljoen Syriërs. 38,2 miljoen mensen zijn ontheemd: op de vlucht in eigen land. Zie boven. Laten we hopen dat het jaar 2015 niet nog een zwarte bladzijde in de geschiedenis wordt. 

11. aug, 2015

Metz: Duits, Frans, Duits en weer Frans

Op weg naar het zuiden bezochten wij, in de eerste dagen van onze vakantie, Metz. De voornaamste reden van ons verblijf was dat Annelies het Centre Pompidou Metz wilde bezoeken. De stad Metz bleek op zichzelf echter ook een bezoek waard: de stad is prachtig gelegen aan de Moezel en heeft een eeuwenoud centrum rondom de gotische kathedraal St. Etienne. De kathedraal is heel mooi en het schip is met 42 m het op twee na hoogste in Frankrijk.

Ook in andere opzichten is Metz een interessante stad: als belangrijk centrum in de grensregio Lotharingen was de stad 1200 jaar lang een twistappel tussen west en oost. In de vroege middeleeuwen tussen de West- en Oostfrankische koninkrijken, in onze tijd (!) tussen Frankrijk en Duitsland. 

Al in de Romeinse tijd was Metz, als Divodorum Mediomatricorum, één van de voornaamste steden van Gallië.
Aan het begin van de
 middeleeuwen was Metz de hoofdstad van het Frankische koninkrijk  Austrasië, dat het oosten van het huidige Frankrijk, het westen van Duitsland en delen van België en Nederland besloeg.

Later werd Metz een vrije Rijksstad binnen het “Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie”. In de late middeleeuwen was Metz met ruim 30.000 inwoners een van de grootste steden van het Duitse Rijk.

Frans I van Frankrijk was in het begin van de 16e eeuw een geducht tegenstander van Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hendrik II zette zijn vaders strijd tegen de omsingeling door de Habsburgers (die zowel het Keizerrijk als Spanje regeerden) voort. Hij veroverde Metz in 1552 en Frankrijk mocht de stad bij de Vrede van Cateau-Cambrésis, in 1559, behouden.

Zo werd Metz, evenals het hele gebied daaromheen, Frans. Latere Franse koningen, in het bijzonder de 13e en 14e Lodewijk, gebruikten de stad als uitvalsbasis om voortdurend plunder- en veroveringstochten te houden in het Rijnland, een zwak verdedigd gebied binnen het Keizerrijk. Zo werd door Lodewijk XIV onder meer Straatsburg (ook een vrije Rijksstad) veroverd, waarmee de huidige Franse oostgrens min of meer tot stand kwam.
Tijdens Lodewijks campagnes werden veel steden en monumentale gebouwen (waaronder de oude romaanse kathedralen van Speyer en Worms) ernstig beschadigd of zelfs verwoest.

Napoleon tenslotte deed het nog eens dunnetjes over, wat tevens de ondergang, na 1000 jaar, van het Heilige Roomse Rijk met zich meebracht.

Het waren de Pruisen, voortgekomen uit één van de vele Duitse landjes en landen, die op zoek naar meerdere eer en glorie terugsloegen. Gedurende de Frans-Duitse Oorlog van 1870 werd Metz belegerd en met geheel Elzas-Lotharingen door het nieuwe Duitse Rijk ingelijfd en meedogenloos "verduitst".

Sinds de Eerste Wereldoorlog hoort Metz weer bij Frankrijk, hoewel de stad tijdens de Tweede Wereldoorlog was ingelijfd bij nazi-Duitsland. En ja, het is ook weer helemaal een Franse stad. Al klinkt de naam in onze oren nog steeds Duits (de Fransen zeggen overigens “Mes”), verder is alles Frans wat de klok slaat. 

Wat mij wel opviel was dat de folders in de kathedraal hoofdzakelijk Frans en Duits waren. Maar ja, dat is niet zo gek, als je bedenkt dat Metz nog steeds vlak bij de grens ligt en bij de Duitsers een geliefde bestemming voor een dagje uit is – dat maakten we tenminste op uit het feit, dat we regelmatig Duits hoorden spreken.
Ze komen echter in vrede. Laten we hopen dat dat altijd zo mag blijven.

17. apr, 2015

D-day en de Canadezen

Het is 2015 en bijna dagelijks vertellen de media ons erover: het is dit jaar 75 jaar geleden dat de Duitsers ons land binnenvielen, en 70 jaar na de bevrijding.

In april 1945 werden het oosten en noorden van Nederland bevrijd. Dat wordt nu bijna dagelijks herdacht in veel dorpen en steden in Gelderland, Overijssel en de noordelijke provincies. Bij die herdenkingen speelt Canada een prominente rol: de Canadezen waren in 1945 voor ons de bevrijders. In het centrum van mijn geboortestad Almelo staat sinds 1951 het Bevrijdingsmonument. Het is een soort gestileerde fakkel en wordt lokaal aangeduid als “het monument voor de Canadezen”. De Canadese soldaten kwamen op 5 april 1945 met hun tanks de stad binnen rijden. Eindelijk was het D-day voor Almelo.

Waarom de Canadezen? Eén oorzaak was de snelheid waarmee de Russen op dat moment Berlijn naderden. De Amerikanen en de Britten hadden nog een belangrijke rol gespeeld bij de bevrijding van het zuiden van Nederland, maar haakten af toen de rest van het land aan de beurt was. De geallieerde leiders, Winston Churchill vooraan, wilden koste wat het kost verhinderen dat de Sovjet-Unie grote delen van Duitsland zouden bezetten. De Amerikaanse, Britse en Franse legers togen oostwaarts en lieten Nederland aan de Canadezen over.

Het lijkt een beetje op het einde van een samenwerking die op 6 juni 1944 begon. Op die dag landden de geallieerde legers gezamenlijk in Normandië. Op Omaha Beach en Utah Beach gingen de Amerikanen aan land, op Sword Beach en Gold Beach de Britten, en op Juno Beach de Britten en Canadezen gezamenlijk, onder Canadees bevel.

De soldaten, die op Juno Beach landden, werden geconfronteerd met 20 zware en middelzware geschutsbatterijen. Er waren machinegeweernesten, bunkers en andere betonnen versterkingen, en een hoge zeemuur. Van deze soldaten verloor in die eerste aanvalsgolf 50% het leven, het hoogste percentage van alle stranden, met uitzondering van Omaha Beach.
Ondanks al die tegenstand slaagden de Canadezen en Britten er in om het strand achter zich te laten en de opmars landinwaarts te beginnen. De enige geallieerde eenheid die op 6 juni de gestelde doelen voor de dag haalden was een Canadees regiment en in de avond waren er 14.000 Canadezen aan land gegaan, en waren ze verder in Frankrijk doorgedrongen dan welke andere geallieerde eenheid ook.

De Canadese oorlogsbijdrage was onevenredig groot en wellicht minder bekend dan zij verdient. In Hongkong vochten ze tegen de Japanners en in Italië tegen de Duitsers en Italianen. Samen met de Britten en Amerikanen drongen de Canadese troepen diep Europa in. Zo kwam uiteindelijk hun bijdrage aan de bevrijding van Nederland tot stand. Als dank hiervoor stuurt Nederland tot op de dag van vandaag ieder jaar 10.000 tulpenbollen naar Canada en wordt ter viering hiervan in Ottawa het jaarlijkse Tulpenfestival gehouden.

In 2005 bezochten wij met de jongens (toen 9 en 7 jaar) de Normandische kust. We waren, onder meer, op de Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats bij Omaha Beach. Die ligt in een prachtig, heel goed onderhouden park boven het strand en maakte zowel op ons als op de jongens een enorme indruk. Toen ik daar stond, was ik ineens weer even dat kleine jongetje, dat voor het eerst op de Canadese Oorlogsbegraafplaats op de Holterberg stond. Witte grafstenen voor zover je kon kijken, tegen een achtergrond van bomen. Het was een overweldigende ervaring. In Normandië was dat hetzelfde, en ik merkte dat het voor de jongens ook zo was. Het is emotioneel, en wat je voelt is niet gemakkelijk onder woorden te brengen. Wat je wel weet, is dat het noodzakelijk is om daar zeker één keer in je leven te staan.

5. mrt, 2015

Maya en Merit

Met mijn jongste zoon Max bezocht ik het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. We kwamen er voor de tentoonstelling over Carthago, maar we hebben natuurlijk ook alle andere afdelingen bezocht.

Het is een prachtig museum. Het oude pand aan het Rapenburg is door een ingrijpende verbouwing, die van 1996 tot 2000 duurde, veel groter geworden. Dit bood de mogelijkheid om de presentatie van de vaste collectie aanzienlijk te verbeteren, en daar is goed gebruik van gemaakt. De opstelling is overzichtelijk en heldere teksten brengen de bezoeker heel dicht bij het dagelijks leven van de mensen in vroegere tijden.

Net als bij mijn vorige bezoeken was ik het meest onder de indruk van de Egyptische afdeling. De collectie is groot, de mummies en sarcofagen zijn indrukwekkend, en er wordt ook veel aandacht besteed aan andere aspecten van het leven in het oude Egypte. Beroepen, eten en drinken en het hiërogliefenschrift zijn enkele van de onderwerpen die behandeld worden. De vitrines en opstellingen werden door zowel kinderen als volwassenen met veel aandacht bekeken.

Het mooiste beeld op de afdeling is voor mij het dubbelbeeld van Maya en zijn vrouw Merit. Het beeld is van kalksteen,158 cm hoog en het dateert uit ca. 1325 v. Chr.
Maya was bewaarder van de schatkist onder de farao's Toetanchamon (ca. 1333-1323), Eje (ca. 1323-1319) en Horemheb (ca. 1319-1307). Hij had ook de leiding over alle bouwprojecten in het land.

In Sakkara liet Maya een rijk uitgerust graf voor zichzelf en zijn vrouw Merit bouwen. Het dubbelbeeld is gevonden in dit graf. Het is goed bewaard gebleven en ook prachtig gemaakt, met gevoel voor detail. Het beeld heeft een min of meer religieuze functie: het is bedoeld als onderkomen voor hun “ka”, hun ziel.
Wat mij echter het meest opviel is hoe informeel dit beeld is, vooral in contrast met de vaak wat stijve beelden die we uit Egypte kennen. De beelden zijn vermoedelijk op ware grootte – je kijkt Maya en Merit recht in de ogen. De linkerarm van Merit is niet zichtbaar – die heeft ze teder om haar echtgenoot heen geslagen. Was het een liefdevolle relatie? Misschien zelfs een huwelijk uit liefde?
Dat zou kunnen.
De rol van de vrouw in het Oude Egypte was anders dan bijvoorbeeld die in de klassieke oudheid van Griekenland. De vrouwen in Egypte hadden veel meer rechten. In administratieve papyri worden vrouwen genoemd worden als grootgrondbezitters. Uit oorkonden en gerechtelijke verslagen kan men opmaken dat de vrouw bij eigendomsoverdracht volledig zelfstandig optrad. Zij kon goederen aan haar kinderen overmaken zonder mogelijk verzet van de man, en zij kon een klacht indienen bij het gerecht. Zij kon allerlei beroepen uitoefenen: er waren opzichteressen en schrijfsters, en vrouwen konden zelfs vizier, rechter of priesteres zijn.

En werkte zij niet: thuis was de vrouw in elk geval de baas. De man was verplicht zijn volledige eigendom in dienst van het onderhoud van de vrouw te stellen. In huishoudelijke en familiale aangelegenheden bleef hij op de achtergrond, en liet de leiding aan de vrouw over. Zij was de meesteres van het huis, wat ook het beheer van het familievermogen inhield.

Deze huwelijksgewoonten zeggen weinig over de relatie tussen man en vrouw, behalve dat er kennelijk sprake was – of hoorde te zijn – van wederzijds respect. Het is echter ook bekend dat er in Egypte geen taboe was op huwelijken tussen personen van verschillende sociale klassen. Er zijn zelfs huwelijken van Egyptische vrouwen en mannen met slaven of nakomelingen van krijgsgevangenen bekend. Dat maakt het aannemelijk dat huwelijken uit liefde in het oude Egypte mogelijk waren.

Maya en Merit – ook een huwelijk uit liefde? Ik vind het leuk om dat te denken.